Menu tonen/verbergen
Voorkeurenmenu omschakelen
Persoonlijk menu tonen/verbergen
Niet aangemeld
Uw IP-adres wordt openbaar zichtbaar als u wijzigingen aanbrengt.

De Dwaas, De Magiër en De Kluizenaar

Uit De FNM-wiki

Er was eens, geen tweemaal, geen driemaal, geen aftelbaar maal dan eens, lang, lang g'leden, langer dan ik hebben kan, langer dan u drinken kunt, langer dan de grond aan kan, hier ver, ver vandaan, verder dan eenieder ooit ging, verder dan 't grootste water draagt, verder dan het omnipresente, omnisciente, drieëne oog reikt, een dwaas onder de naam van 'Ward'...

Deze eenmalig, lang g'leen bestaand, ver figuur, dat zichzelf Ward noemde, die door zijn buurman Ward genoemd werd, door zijn overbuurvrouw en haar tante Ward genoemd- en eigenlijk door iedereen die hem kende zo genoemd werd; was een buitengewoon zonderling figuur. Voorwaar, al hij deed was dwazig en dwaas'lijk. Dit was natuurlijk een onschuldige buitensporigheid voor de bewoners van Katowice en leidde vaak tot hilariteit. Maar op een dag ontdekte Ward - na het doelloos graven van een onmetelijke kuil - een magisch object dat verborgen was onder de aarde...

De hyperhyperkubus, 't's een hyperkubus met milde ADHD, d' zich in vier dimensies bevindt; 3 ruimte, 1 tyd. Ward de Dwaas stond erbij en hij ... pakt' d' magische hyperhyperkubus op. Na niet één, niet twee, niet drie, maar vier tellen verscheen 'r spontaan 'n misterieus figuur uit de hyperhyperkubus. "Gah, gah, gah!" luidde 't mistige karakter dat verstopt zat in de mist. "Vanwaar ontwaakt u mij?" vroeg 't personage wie wederom verstopt zat achter een muur van waterdamp...

'Nee maar,' antwoordde Ward. 't Is een octarienkleurige hyperhyperkubus uit niet de eerste, niet de tweede en, eeuuhm... niet de derde, maar de vierde dimensie! Dat kan ik niet bevatten.' Hij legde het voorwerp weer neer en met zijn schep groef hij verder in zijn onmetelijke kuil. 'Ach wel, u zijt een man met verstand,' begon het mistige karakter. 'Dat zie ik wel. Laat mij mijzelf nederig aan u introduceren als magistraat magiër van 't eerste kaliber in Octaris. Aan wie heb ik de eer...?' Maar deze moeilijke woorden gingen aan Ward voorbij, hij had immers nog heel wat werk te verrichten en het scheppen ging al flink wat moeilijker nu hij de schep ondersteboven hield. 'Ah, ik begrijp het,' zei de magiër. 'Vierdimensionale communicatie-constructies zijn niet voor iedereen even veilig. Als u uw naam wilt bewaren, mindert u zeker niet uw aanzien. Waar kan ik mee helpen?' En bij deze laatste zin had Ward zowaar even opgelet: 'Ah mijn schep, het blad is er af!' riep hij uit. 'Dat kan zeker verholpen worden,' antwoordde de magiër en plots, middens octarienstromen verscheen daar waar het handvat zat een nieuw blad en Ward kon nu met een tweezijdige schep verder de diepte in...

Graven dat Ward deed. Tot blaren en splinters zijn palmhuid vervingen. Tot zijn nek zeerde en versteef van knikken boven slaap. Tot zijn knei knikte en zijn voeten het staan begaven. Tot zijn schep één laatste stoot waagde en... pok. Een doffe dreun door de gangen van Ward's mijn. Vóór de jonge dwaas zich af kon vragen wat het was dat zijn schop raakte, zakten zijn benen in, niet drie, niet twee, maar één en verdween hem het licht voor de gaten...

'Warempel,' zei een holle stem. 'Daar is zowaar mène dak beschadigd. Da's me in gène millenjum overkomen!' Daarop sprak de stem uit Ward's hyperhyperkubus (die middens alle graafbewegingen onbeschadigd was meegedaald): 'Gegroet man in't duister gehuld. Gij moet waarlijk een tovenaar van hoog kaliber zijn, daar gij zolang rondwaard in dergelijke contreien. Bevrijd mij uit deze unheimische bedoeling en spreek een tweede wens, want mijn gastheer ligt in zwijmel.'

'Een wens? Veur mij? Dat hoef 't ge mij geen tweemaal (noch driemaal, noch viermaal) te zeggen.' De man, lang, langer dan velen, langer dan meesten, langer dan eenieder voorheen in duister gelaten, kleurt een tint octarien van opwinding. 'Een avontuur. Een avontuur wens ik. Ik wens een avontuur. Een avontuur is wat ik wens...'

Schokkend verlieten de kleuren den staf des magiër. Ze slokten de kuil op en de, niet een, noch twee, doch drie personen die zich daar op eigen wijze bevonden...

'Luitenant Diederik!' sprak den generaal van melkwegstelsel Avondmist. 'Er zijn niet één, niet twee, maar zojuist wel drie gasten op onverklaarbare wijze verschenen in onze geheime basis.' 'Ach, nee,' sprak luitenant Diederik. 'Dan zullen ze alles weten van onze geheime plannen! Geen zorgen generaal, ik regel dit!' En daarop pakte Diederik z'n octarienkatana en hield deze intimiderend voor zich uit terwijl hij richting de geheime basis sprintte. Daar zag hij de in jurk geklede mistige figuur, de zonderlinge figuur Ward en de eenzame avontuurzoeker die nieuwsgierig om zich heen keken. 'Wie zijn jullie? En wat moeten jullie hier?' sprak de luitenant op een boze toon.

'Ik ben Cistriënze, een onschuldige kluizenaar,' sprak de eenzame avontuurzoeker.

'Eigenlijk heet ik Ward, u mag mij Ward noemen,' sprak den dwaas.

'Mijn naam is Olivier de magiër uit Octaris, beste man,' sprak het magische figuur.

'Welaan, welaan,' begon de luitenant. 'U lijkt mij waarlijk onschuldige lieden, doch kan ik de wegen van de vijand moeilijk doorgronden. Vertel mij waarom ik jullie niet zou doden nu jullie zijn doorgedrongen tot deze geheime plaats?'

'Geheel mijn schuld, beste bewoner van stelsel Avondmist,' begon Olivier. 'Als u iets wenst, zeg het maar.'

'Ach, ik zou wensen dat we niet in deze vreeschlijke tijden hoefden te leven en een einde zou komen aan het kwaad,' sprak de luitenant. De ogen van de Magiër glunderden en zijn staf begon onzichtbaar zijn werk te doen. 'Maar jullie laten mij geen andere keus dan u allen te doden!' En daarop zwaaide hij met zijn octarienkatana naar den Ward die zeker niet had opgelet. Op het moment dat het wapen contact maakte met den dwaas, schoot het zwaard in volle vaart weg. 'Warempel! Uit welk hout zijt u gesneden?' riep de luitenant verbaasd uit.

'Hij is uitverkoren u bij te staan tegen het kwaad,' sprak Olivier. 'Om uw eigen wens gehoor te geven zult u mijn vrienden in leven moeten laten en aan uw zijden moeten betrekken.'

'Nu, als het lot dit van ons wilt - zo'n krachtig wezen moet zich wel kunnen bewijzen in onze ranken! - komt dan mee en luistert!'

Daarop vertelde de Luitenant over het buur-stelsel dat zijn zinnen daarop gezet had het gehele universum aan zijn wil te knechten, onder het bestuur van de alom gevreesde Tegenverzameling die weer was opgestaan. Vele sterren ontleenden hun kracht aan de deelverzamelingen van deze macht om uit hun kernfusies antimaterie te vormen die constant de grenzen van Avondmist teisterden en aan annihilatie blootstelden. Terwijl niet het tweetal, noch het drietal, maar het viertal door de zwevende basis liep konden ze, slechts een half lichtjaar verderop, de explosies zien die de gemanifesteerde leugenmachten van de Tegenverzameling veroorzaakten. Het vervulde allen van vrees en strijdlust...

Het was toen dat Ward de dwaas met een ingeving kwam. Een ingeving die zo onbenullig was dat het haast geniaal te noemen zou zijn. Zo onintelligent dat niemand er ooit op zou komen. Zo onnozel dat het zomaar eens zou kunnen werken. 'Als de Tegenverzameling gebouwd is op leugens en bedrog,' sprak Ward, 'dan hoeven we toch enkel waarheid en eer diens linies binnen te brengen om te zegevieren?' Deze vraag bracht een hevige discussie ter plekke. Er was weinig wat Ward ervan volgen kon. Voor het beetje cognitieve vermogen dat hij bezat, was zojuist opgebruikt aan het bedenken van dit waardeloze en volstrekt gevaarlijke plan. Toch leken zijn metgezellen hem te verdedigen. Door de felheid van de discussie heen hoorde hij dingen als: 'Heeft u een beter idee dan?', 'Het valt toch te pogen?' en 'Welke andere optie is daar?' Al het andere ging Ward volledig over het hoofd. 'Als jullie ooit terug in Katowice hopen te geraken dienen wij dit avontuur te volbrengen en dit plan is onze beste hoop,' zei de generaal. 'Wacht 'ns èven...' onderbrak de kluizenaar. 'Wij hebben toch nooit gezegd uit Katowice te kóme?'...

'Komaan, Cistri - enzovoort, u zijt zelf een millenium onder de grond geweest, dan heeft u zelf toch ook nog nooit van Katowice gehoord?' weersprak de generaal. 'Dus laten we ons nu niet bemoeien met de eigenaardigheden van dit verhaal, maar ons richten op ons plan.' Hierop zweeg de kluizenaar, die op niet een, niet twee, maar drie niveaus in de war was gebracht. 'Inderdaad!' sprak Olivier enthousiast. 'Laat ons gaan naar de grenzen van dit rijk en ons plan ten uitvoer brengen!'...