Koortsdroom

Uit De FNM-wiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Zie daar! Den knaap rennend door het veld.

Vluchtend, sprintend, hijgend. Wat bezield zijn poten te lopen?

Optillend boven het gras dat buigt in de wind van zijn vrees.

Het raadseldt mij, den schrijver deez, doch het zal ook u, lezer,

weldra meer dan een raadsel zijn wat hier gaande is.


Nee maar, in de bossen ginder roepen de takken hem na,

zwaaiend met onraadt en verdraaide onzeglijkheid.

Hun blaad'ren geel en zwart met tinten bleekselderij.

Dit weegt zwaar in de harten van twijgen teer.

Zo stelt den Uil, met zingende zwijgzaamheid en duistere

ogen, wijlens blaad'ren zijn zicht verkleuren.


'Hou je vast,' zei ooit den rups de vlinder na. 'Zodanig gij

vliegt, brengt ons al in gevaar!'

Doch de vlinder trok zijn herdersgewaad aan en joeg de

schapen voorbij de grens van de wereld.

En de dingen hielden op te zijn zoals ze zijn.

Wat was, is, niet.

De rups weet het.


En almaar rent die knaap, weet-hebbend van de wanorde die

triomferend zijn hielen likken.

Geen genoegen neemt hij. De sprint is werkelijk, het doel

zeker, de waarheid onbetwist.


O lezer, daar staan ze. De drievoud. De eenheid. Het viertal

en, de wortel van 2.

Naakt.

Onversaagd en ongebroken.


Nu is het moment daar.

De strijd om de samenhang.


Huilende wolven met pelzen van roze aluminiumglans.

Smeulende appelvinken met koekjes van adamant.

Sintels in de haard die vergeefs hun vuur opeisen.

Achterwaarts geflambeerde berkenbastschotels in de

morgenzon, oh, wee het leed van de huisbeermakreel!

Nu stamelt de redelijkheid. De splinters van het reële sijpelen

door de gracht.

Het creatuur.

Verga gij.

Nee!

Ja.


Ach, den knaap stapt verder.

Den vreesch, redelijk onredelijk, van de schouders geveegd.

Winden van contingentie bestieren het rijk onder de zon,

spitse speren van listig lijngetrek teisteren ginder,

waar staal in ijs versteent.

Het deert m niet langer.


Want de vleermuis herbergt de zwaan,

Het kristal de waterval,

De grot is gevuld met zonlicht.


En daar staat hij. Tevreden in het golvend gras.

Want de dingen zijn wat ze zijn en nooit zijn geweest.

Zoals hij.