Dorus Didacticus

Er was eens een ridder genaamd Dorus Didacticus. Hij stond wijd en zijd bekend als de dichtende degen, wegens zijn welbespraakte verzen en toespraken. Geen lans noch zwaard droeg hij, onbevreesd als hij was, vertrouwend op de macht van zijn woorden.
Op een dag liepen twee kobolden op het pad, gebogen en gekromd. Zij sjouwden beiden een flinke buit mee die zij op duistere wijze verworven hadden. Plots hoorden zij galopperende hoeven achter zich, daar was Dorus Didacticus, de Dichtende Degen!
'Blijf staan lelijk tuig!
Bezie uw daden vuig.'
De kobolden keken verdwaasd om en zagen de ridder. Een van hen sprak: 'Jij blinkende kletsmajoor! Onze klauwen kun je krijgen!' Ze sprongen naar de ridder op zijn mooie paard. Daarop brak de begiftigde met het woord uit in reine spraak:
'Ach, 't kwaad wortelt te diep
Vermetel te wensen dat 't immer sliep.
Nu, wezens van aarde,
hoor mijn woorden als zwaarde.'
Met een sierlijk gebaar wilde Dorus Didacticus, de Dichtende Degen, zich nu oprichten uit zijn schone zadel, om met overtreffende trap de zinnen te verzegelen:
'Blijf toch staan lelijk tuig!
Bezie uw daden vuig.'
Maar de nobele ridder bemerkte reeds dat de klauwen van de kobolden al diep door het ijz'ren harnas gestoken waren en in zijn weke vlees. Zo eindigt het verhaal van Dorus Didacticus, de Dichtende Degen. Moge het een les zijn voor dwaze dichters, opdat zij nimmer sollen met de wil der kobolden...