De pot met mayonaise
In de ruimte hangt een vreemde lucht,
Bepakt in een cilindrisch lichaam,
Nam het een vlucht,
En zag ik die pot daar staan.
ervult van verwondering,
voor dit vreemd creatuur,
was mijn ongenoegen niet gering
en telde het zijn laatste uur.
Alvorens de afvalbak werd betrokken,
In dit onhemelijk gebeuren,
Wilde ik iets belangrijks gokken,
Nog voor ik het naar zijn einde zou sleuren.
Ja, daar liet zich iets kunstzinnigs beschrijven
Als een onbegrijpelijke dichtheidsfunctie,
De ranzigheid in haar fractale verblijven,
Werd volbracht tot wiskundige interpunctie.
En zo kan ik niet verhullen,
Dat schoonheid zich soms verbergt,
Middens afschuw en genot,

Toch zal ik mijn daad vervullen,
En doen wat het nodige vergt,
Middels verplaatsing naar het vuilniskrot.