De Bewoner
Het was een zonnige nacht, de lucht had een donker zwarte kleur bereikt. De kleur was zo donker dat het doet denken aan de afwezigheid van het licht, op een enkeling lichtgevende sprankeltjes verspreid over dit nachtelijke oppervlak. Onder die prachtige afwezigheid bevond zich een veld, rijk aan groene stengels en andere natuurlijke taferelen. Deze weide zou zo zacht voelen als een tapijt waar op geslapen zou kunnen worden. In deze vlakte bevond geen enkele vorm van onnatuurlijk geluid, alleen diepe ademhalingen van de grote gebladerde reuzen die de weide omringden. Enkele lichtbronnen bevonden zich langs deze reuzen, die een zowaar voetpad zichtbaar maakte. Op deze bronnen van kleurvorming kwamen gevleugelden af, die zo dicht mogelijk bij de hitte van deze magische objecten wilde komen. De rust van de nacht was zoals elke andere, alle levenden van deze wei maakte zich klaar om van de rust te genieten. De enige vorm van leven die nog bestaande was in dit veld was het gebouw van steen. De grote dunne gebladerde reuzen ademden in en uit, hun gebladerte ritselde bij elke ademhaling. Plotseling galmden er geluiden uit het open geraamte van het stenen gebouw, zou het een vogel zijn dat op nachtelijk avontuur gaat? Gestommel klonk bij het houten portaal wat de bewoners van het gesteente verbond met het pad, dat de stille weide omringde. De deur vloog open met veel kracht, wat de stilte van de natuur onmiddellijk onderbrak. De groene sprieten die uit het veld stoken huiverde van angst, door deze abnormaliteit. Uit het portaal stapte een lang figuur, zijn huid bezat net zoals de nachtelijke hemel weinig kleur, maar was niet zo donker als het plafond van de natuur. In plaats van lichtgevende spikkels, had dit figuur donkere spikkels op zijn gezicht, het was onduidelijk of deze net zo goed geaard was als de figuren die het plafond opmaakte. Achter dit figuur kwamen nog twee andere figuren met hem het portaal uit, deze brachten meer kleur in deze donkere nacht, dan dat het lange dunne figuur had gedaan. De reuzen ademde met een gerust hard uit, ze hadden nog hoop dat de rust niet te erg zou worden onderbroken deze nacht. Deze opluchting duurde niet lang, aangezien het donkere figuur het gat op zijn gezicht al snel opende. Duivelse kreten verlieten deze holte, geluiden die galmde over het hele veld heen. Het was duidelijk dat de figuren niet vreesde voor de bewoners van het stenen gebouw. Plotseling sprak een van de andere figuren tegen hun mederustverstoorder, "Jij, niet-bewoner van deze stille plaats der rust van anderen. Er bevinden zich op deze locatie bewoners! Deze bewoners verwachten stilte op dit moment van de nacht!". Het lange figuur beantwoordde deze kreet met geluiden die klonken als vogels die opzoek zijn naar eten. De nachtrust was onderbroken, de reuzen begonnen heen en weer te bewegen, met de hoop de figuren weg te jagen. Toen sprak het kleine figuur in samenspraak met het andere figuur, "Niet-bewoner! U zult ophouden met geluiden creëren, er zijn bewoners aanwezig achter deze stenen muren!". Het lange figuur trok zich niks aan van deze woorden, hij vreesde niet voor de bewoners. Met meer geluid dan ooit tevoren gehoord spraken de twee andere figuren nog maal, "Jij, niet-bewoner, er bevinden hier bewoners!". Het figuur wilde niet luisteren naar hun woorden.