Po Knaap: verschil tussen versies

Uit De FNM-wiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 10: Regel 10:
===Tweede deel: Het begin van Po's Carrière ===
===Tweede deel: Het begin van Po's Carrière ===


Het tiende levensjaar van Po was een tijd van grote veranderingen. Niet alleen had hij eindelijk zijn droombaan waarin hij vele avonturen beleefde, maar ook was de winter van 1823 een van de strengste van zijn leven. Zijn jonge lijf werd op de proef gesteld door de honger en de kou, maar zijn dagelijks scheppen begon een stevige knaap van hem te maken. Dat zijn tenen pijn deden in de vroege ochtend, wanneer de koperen kruiken waren afgekoeld, en dat zijn maag dan samenkromp als een uitgedroogde ui, dat kon hij nog net verdragen. Maar hij wist dat zijn ouders in de kamer naast hem niet zo gezond meer waren. Af en toe schrok hij wakker van luid gehoest en hij wist niet of het van zijn vader of zijn moeder was. Dan werd hij verdrietig, want daar kon hij niets aan doen. Toen de winter voorbij was, leefden zijn ouders niet meer. Ze waren dezelfde week gestorven en samen werden ze begraven.
Het tiende levensjaar van Po was een tijd van grote veranderingen. Niet alleen had hij eindelijk zijn droombaan waarin hij vele avonturen beleefde, maar ook was de winter van 1823 een van de strengste van zijn leven. Zijn jonge lijf werd op de proef gesteld door de honger en de kou, maar zijn dagelijks scheppen begon een stevige knaap van hem te maken. Dat zijn tenen pijn deden in de vroege ochtend, wanneer de koperen kruiken waren afgekoeld, en dat zijn maag dan samenkromp als een uitgedroogde ui, dat kon hij nog net verdragen. Maar hij wist dat zijn ouders in de kamer naast hem niet zo gezond meer waren. Af en toe schrok hij wakker van luid gehoest en hij wist niet of het van zijn vader of zijn moeder was. Dan werd hij verdrietig, want daar kon hij niets aan doen. Toen de winter voorbij was, leefden zijn ouders niet meer. Ze waren dezelfde week gestorven en samen werden ze begraven.  
 
Het was bijna maart. De strenge winter van 1823 leek aan zijn einde te komen, maar was zeker nog niet voorbij. De zon scheen in de vroege ochtend, maar de straten waren glad. Botte spijkers die tegen het uitglijden in de zolen waren geslagen raspten over de stenen toen Po Knaap voorbijreed. Samen met twee andere poepscheppers werd de ochtenddienst gedaan. Ze heetten Ruben en Nico en waren drie jaar ouder. Ze hadden een zwijgzaam karakter, maar toonden wel meedeleven toen de ouders van Po er niet meer waren. Ze waren al sinds hun geboorte wees en sliepen in het weeshuis dicht bij het gemeentehuis. Daar was Po nu ook ondergebracht. Gewekt door de morgenzon ontbeten ze samen, zwijgend. Dan liepen ze naar de schuur waar een gammele kar stond overdekt met een verroeste deksel. Drie even verroeste scheppen stonden ertegen aangeleund. Meestal na twee straten begon er iets wat een gesprek genoemd zou kunnen worden, zo ook vandaag. Ze waren net de berkenstraat uitgereden toen Ruben sprak: 'Die vervloekte winter komt aan zijn vervloekte einde!' Nico leek niet te luisteren en schepte met zijn instrument in een nieuwe beerput en de broze kak gleed in de kar. 'Kijk dan hoe vloeibaar die kondenkots is!' bulderde Ruben net iets te luid voor de vroegte van die dag. 'Dat was de vorige keer toch echt nog meer als hompen brood dan deze jusdoordrenkte hutspot.' Een soort scheetgeluid kondigde aan dat Po aan het proesten was van het lachen. 'Ze hadden ons beter soeplepels mee kunnen geven,' zei hij terwijl hij naar adem snakte. 'Ja, dat hadden ze beter,' zei Nicolaas ernstig. Ze vervolgden hun weg zonder te praten. Ze schepten.
Het was bijna maart. De strenge winter van 1823 leek aan zijn einde te komen, maar was zeker nog niet voorbij. De zon scheen in de vroege ochtend, maar de straten waren glad. Botte spijkers die tegen het uitglijden in de zolen waren geslagen raspten over de stenen toen Po Knaap voorbijreed. Samen met twee andere poepscheppers werd de ochtenddienst gedaan. Ze heetten Ruben en Nico en waren drie jaar ouder. Ze hadden een zwijgzaam karakter, maar toonden wel meedeleven toen de ouders van Po er niet meer waren. Ze waren al sinds hun geboorte wees en sliepen in het weeshuis dicht bij het gemeentehuis. Daar was Po nu ook ondergebracht. Gewekt door de morgenzon ontbeten ze samen, zwijgend. Dan liepen ze naar de schuur waar een gammele kar stond overdekt met een verroeste deksel. Drie even verroeste scheppen stonden ertegen aangeleund. Meestal na twee straten begon er iets wat een gesprek genoemd zou kunnen worden, zo ook vandaag. Ze waren net de berkenstraat uitgereden toen Ruben sprak: 'Die vervloekte winter komt aan zijn vervloekte einde!' Nico leek niet te luisteren en schepte met zijn instrument in een nieuwe beerput en de broze kak gleed in de kar. 'Kijk dan hoe vloeibaar die kondenkots is!' bulderde Ruben net iets te luid voor de vroegte van die dag. 'Dat was de vorige keer toch echt nog meer als hompen brood dan deze jusdoordrenkte hutspot.' Een soort scheetgeluid kondigde aan dat Po aan het proesten was van het lachen. 'Ze hadden ons beter soeplepels mee kunnen geven,' zei hij terwijl hij naar adem snakte. 'Ja, dat hadden ze beter,' zei Nicolaas ernstig. Ze vervolgden hun weg zonder te praten. Ze schepten.

Versie van 29 sep 2025 15:07

Eerste deel: Hoe Po Knaap een Poepschepper werd

In de milde zomer van 1812 werd het echtpaar Knaap gezegend met de geboorte van hun eerste en enige zoontje. Ze noemde hem Peter-Onno. Met zijn drieën leefden ze aan de rand van een Zuid-Gelderse stad en ze hadden het goed. Meneer Knaap was zowaar een Notarius in dienst van de katholieke kerk. Zo verzegelde hij vele contracten met zijn mooie doopnamen: Diederik Isaac Eduardo Knaap. Hoewel hij van zijn lange naam hield spraken de mensen hem meestal aan als Die Knaap, want op zijn voordeur stond gegraveerd: D.I.E. & M. A. Knaap. Zijn vrouw Marie-Antoinette werd door de mensen Ma Knaap genoemd. Traditiegetrouw noemden zij hun nieuwe aanwinst dan ook Po Knaap.  

Po was een brave jongen. Hij deed wat hem gevraagd werd en was een goede hulp in vele taken rondom het huishouden. Die Knaap was zeer trots dat hij zijn zoon naar een hoog aangeschreven katholieke school kon sturen. Het speet hem dan ook dat de resultaten van zijn zoon veel te wensen overlieten. Toch kon hij het hem niet kwalijk nemen, want nooit was hij ongehoorzaam en altijd toonde hij een goede wil. Toen Po 10 jaar was vond Die Knaap dat het tijd werd voor zijn zoon een beroep uit te oefenen. Ze gingen eerst naar de kerk, maar de pastoor had niets aan een jongen die de Bijbel niet eens kon lezen. Ze gingen naar de Kolenboer die drie keer per week zijn spullen naar de markt moest verhuizen. ‘Nee, zo’n bengel kan ik niet gebruiken!’ zei hij bits. Ze gingen naar de smid en ze liepen naar de winkelier, maar allen konden geen hulp gebruiken. Ten einde raad liepen vader en zoon door de straten terug naar huis. ‘Ik weet het even niet, jongen,’ sprak meneer Knaap teleurgesteld. ‘Laten we morgen maar weer verder zoeken.’ Op dat moment rende er een sterke jongeman over de weg die aan twee grote balken trok waaraan een wagentje zat bevestigd. Achter het wagentje duwden twee gespierde mannen en het karretje hobbelde op zijn houten wielen over de klinkers. ‘Wat zijn dat, pappa?’ vroeg Po. ‘Dat zijn poepscheppers, jongen. Maak je geen zorgen, met zoiets zal ik je in godsnaam niet opzadelen.’ ‘Waarom niet?’ vroeg Po. ‘Die jongens zijn sterk en die zien nog eens wat van de stad.’ ‘Zet het maar uit je hoofd, jongen. Een zoon van de notarius wordt geen poepschepper. En daarmee Basta!’

De volgende dag liepen ze weer rond door de stad. Ze gingen eerst naar de schoenmaker. ‘Kan mijn zoon misschien bij u in opleiding, meneer?’ vroeg Die Knaap. ‘Nou breekt mijn klomp,’ zei de schoenmaker. ‘Ik zit het hele jaar al verlegen om werklui, maar er zijn net gister twee nieuwe jongens bij gekommen. Sorry, ik heb geen plaats meer voor die knul.’ Vermoeid liepen ze de deur uit op weg naar de meubelmaker. Doman Krulpoot, de meubelmaker, zat net een stoeltje in elkaar te timmeren toen ze binnenkwamen.  ‘Heeft u nog hulp nodig?’ vroeg Die wijzend naar zijn zoontje. ‘Welaan, de notarius!’ riep Doman Krulpoot. ‘Maar natuurlijk! Ik moet voor vandaag nog flink wat hout natten en kan wel wat timmerhulp gebruiken!’ ‘Geweldig, Meneer Krulpoot! Kan ik mijn zoon dan achterlaten? Dan zie ik u vanmiddag weer.’ Dat was geen probleem. Voldaan liep Die de deur uit. Meubelmaker, Nou het had zeker erger gekund. Blij vertelde hij het nieuws aan Ma Knaap toen hij thuis was. Zij was zeer verheugd. Vol verwachting keerde hij in de middag terug naar de meubelzaak. Daar zag hij tot zijn schrik het boze gezicht van de meubelmaker. ‘Nou hier is ie weer, hoor,’ en hij duwde Po naar meneer Knaap. ‘Al mijn spijkers krom geslagen, het geschilderde hout gelakt en het ongelakte hout geschilderd. Het is een goede knul Po, maar hiervoor kan ik niet het geduld opbrengen. Sorry.’ ‘’t Is als goed, meneer Krulpoot. Bedankt dat u het een kans gaf.’ Meneer Die probeerde opgewekt te klinken, maar vanbinnen zonk het hart hem in de schoenen. Nog erger werd het toen op straat opnieuw de drie jongemannen met hun drollenwagen voorbij reden. Po keek vragend naar zijn vader, maar die wilde er niets over weten.

Meerdere dagen gingen voorbij en vele plaatsen waren ze afgegaan. Van haringboer, tot ober en zelfs van molenaar tot hondenslager, maar allemaal vonden ze het niet nodig dat Po bij hen in dienst kwam. Op een zondagavond zij Ma Knaap tegen haar man: ‘Waarom laat je die jongen niet zélf iets uitkiezen? Misschien weet hij wel iets dat hij leuk vind.’ Die Knaap vreesde dat hij er nu niet lang meer omheen kon. Hij vroeg zijn zoon Po waar hij graag zou willen werken en hoefde het antwoord eigenlijk niet eens te horen. Die maandagochtend, bij het krieken van de dag gingen ze naar het gemeentehuis. Door twee zware eikendeuren liep Meneer Knaap met Knaap junior onder het stadswapen door. Daar zaten twee ambtenaren al vroeg over papieren gebogen in het loket. ‘Goedemorgen, meneer de notarius,’ zeiden ze beleefd. ‘Wat kunnen wij voor u betekenen?’ ‘Goedemorgen. Wel ziet u, mijn zoon Po, ik vond het wel eens tijd worden dat hij een beroep tot zich nam. Je wil graag bij de gemeente werken, is het niet zoon?’ ‘Wel aan, wel aan,’ zei de ambtenaar. ‘Dat zou een hele eer zijn. Wij zijn zeker nog op zoek naar advocaten en rechters, kopiisten en contractopstellers, het stadsgilde heeft zeker nog wat plaatsen vrij!’ Het was even stil en de ambtenaar keek vragend naar de vader met zijn zoon. Toen sprak de jonge Po met een gretige blik:  ‘Ik wil graag poepschepper worden!’

Tweede deel: Het begin van Po's Carrière

Het tiende levensjaar van Po was een tijd van grote veranderingen. Niet alleen had hij eindelijk zijn droombaan waarin hij vele avonturen beleefde, maar ook was de winter van 1823 een van de strengste van zijn leven. Zijn jonge lijf werd op de proef gesteld door de honger en de kou, maar zijn dagelijks scheppen begon een stevige knaap van hem te maken. Dat zijn tenen pijn deden in de vroege ochtend, wanneer de koperen kruiken waren afgekoeld, en dat zijn maag dan samenkromp als een uitgedroogde ui, dat kon hij nog net verdragen. Maar hij wist dat zijn ouders in de kamer naast hem niet zo gezond meer waren. Af en toe schrok hij wakker van luid gehoest en hij wist niet of het van zijn vader of zijn moeder was. Dan werd hij verdrietig, want daar kon hij niets aan doen. Toen de winter voorbij was, leefden zijn ouders niet meer. Ze waren dezelfde week gestorven en samen werden ze begraven.

Het was bijna maart. De strenge winter van 1823 leek aan zijn einde te komen, maar was zeker nog niet voorbij. De zon scheen in de vroege ochtend, maar de straten waren glad. Botte spijkers die tegen het uitglijden in de zolen waren geslagen raspten over de stenen toen Po Knaap voorbijreed. Samen met twee andere poepscheppers werd de ochtenddienst gedaan. Ze heetten Ruben en Nico en waren drie jaar ouder. Ze hadden een zwijgzaam karakter, maar toonden wel meedeleven toen de ouders van Po er niet meer waren. Ze waren al sinds hun geboorte wees en sliepen in het weeshuis dicht bij het gemeentehuis. Daar was Po nu ook ondergebracht. Gewekt door de morgenzon ontbeten ze samen, zwijgend. Dan liepen ze naar de schuur waar een gammele kar stond overdekt met een verroeste deksel. Drie even verroeste scheppen stonden ertegen aangeleund. Meestal na twee straten begon er iets wat een gesprek genoemd zou kunnen worden, zo ook vandaag. Ze waren net de berkenstraat uitgereden toen Ruben sprak: 'Die vervloekte winter komt aan zijn vervloekte einde!' Nico leek niet te luisteren en schepte met zijn instrument in een nieuwe beerput en de broze kak gleed in de kar. 'Kijk dan hoe vloeibaar die kondenkots is!' bulderde Ruben net iets te luid voor de vroegte van die dag. 'Dat was de vorige keer toch echt nog meer als hompen brood dan deze jusdoordrenkte hutspot.' Een soort scheetgeluid kondigde aan dat Po aan het proesten was van het lachen. 'Ze hadden ons beter soeplepels mee kunnen geven,' zei hij terwijl hij naar adem snakte. 'Ja, dat hadden ze beter,' zei Nicolaas ernstig. Ze vervolgden hun weg zonder te praten. Ze schepten.