Ordelijke Ongrond: verschil tussen versies

Uit De FNM-wiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1: Regel 1:
Zie daar! Den knaap rennend door het veld.
''Zie daar! Den knaap rennend door het veld.''


Vluchtend, sprintend, hijgend. Wat bezield zijn poten te lopen?
''Vluchtend, sprintend, hijgend. Wat bezield zijn poten te lopen?''


Optillend boven het gras dat buigt in de wind van zijn angst.
''Optillend boven het gras dat buigt in de wind van zijn angst.''


Het raadseldt mij, den schrijver deez, doch het zal ook u, lezer, weldra meer dan een raadsel zijn wat hier gaande is.
''Het raadseldt mij, den schrijver deez, doch het zal ook u, lezer, weldra meer dan een raadsel zijn wat hier gaande is.''


''<br />
Nee maar, in de bossen ginder roepen de takken hem na, zwaaiend met onraadt en verdraaide onpech'lijkheid.''


Nee maar, in de bossen ginder roepen de takken hem na, zwaaiend met onraadt en verdraaide onpech'lijkheid.
''Hun blaad'ren geel en zwart met tinten bleekselderij.''


Hun blaad'ren geel en zwart met tinten bleekselderij.
''Dit weegt zwaar in de harten van onbetrokkenen.''


Dit weegt zwaar in de harten van onbetrokkenen.
''Zo stelt den Uil, met zingende zwijgzaamheid en duistere ogen, terwijl de blaad'ren zijn zicht verkleuren.''


Zo stelt den Uil, met zingende zwijgzaamheid en duistere ogen, terwijl de blaad'ren zijn zicht verkleuren.
''<br />''


''<nowiki/>'Hou je vast,' zei ooit den rups de vlinder na. 'Zodanig gij vliegt, brengt het lot in gevaar!'''


''Doch de vlinder trok zijn herdersgewaad aan en joeg de schapen voorbij de grens van de wereld.''


'Hou je vast,' zei ooit den rups de vlinder na. 'Zodanig gij vliegt, brengt het lot in gevaar!'
''En de dingen hielden op te zijn zoals ze zijn.''


Doch de vlinder trok zijn herdersgewaad aan en joeg de schapen voorbij de grens van de wereld.
''Wat was, is, niet.''


En de dingen hielden op te zijn zoals ze zijn.
''De rups weet het.''


Wat was, is, niet.
''<br />''


De rups weet het.
''En almaar rent die knaap, weet-hebbend van de wanorde die triomferend zijn hielen likken.''


''Geen genoegen neemt hij. De sprint is werkelijk, het doel zeker, de waarheid onbetwist.''


''<br />''


En almaar rent die knaap, weet-hebbend van de wanorde die triomferend zijn hielen likken.
''O lezer, daar staan ze. De drievoud. De eenheid. Het viertal en, de wortel van 2.''


Geen genoegen neemt hij. De sprint is werkelijk, het doel zeker, de waarheid onbetwist.
''Naakt.''


''Onversaagd en ongebroken.''


''Nu is het moment daar.''


O lezer, daar staan ze. De drievoud. De eenheid. Het viertal en, de wortel van 2.
''De strijd om de samenhang.''


Naakt.
''<br />
Huilende wolven met pelzen van roze aluminiumglans.''


Onversaagd en ongebroken.
''Smeulende appelvinken met koekjes van adamant.''


Nu is het moment daar.
''Sintels in de haard die vergeefs hun relevantie opeisen.''


De strijd om de samenhang.
''Achterwaarts geflambeerde berkenbastschotels in de morgenzon, oh, wee het leed van de huisbeermakreel!''


''<br />
Nu stamelt de redelijkheid. De splinters van het reële sijpelen door de gracht.''


Huilende wolven met pelzen van roze aluminiumglans.
''Het creatuur.''


Smeulende appelvinken met koekjes van adamant.
''Verga gij.''


Sintels in de haard die vergeefs hun relevantie opeisen.
''Nee!''


Achterwaarts geflambeerde berkenbastschotels in de morgenzon, oh, wee het leed van de huisbeermakreel!
''Ja.''


''<br />
Ach, den knaap stapt verder.''


Nu stamelt de redelijkheid. De splinters van het reële sijpelen door de gracht.
''Den angst, redelijk onredelijk, van de schouders geveegd.''


Het creatuur.
''Winden van contingentie bestieren het rijk onder de zon,''


Verga gij.
''Dodelijke speren van wettig lijngetrek,''


Nee!
''het levenloos staal verstenend in ijzige onwerkelijkheid,''


Ja.
''deren hem niet langer.''


''<br />
Want de vleermuis herbergt de zwaan,''


Ach, den knaap stapt verder.
''Het kristal de waterval,''


Den angst, redelijk onredelijk, van de schouders geveegd.
''De grot is gevuld met zonlicht.''


Winden van contingentie bestieren het rijk onder de zon,
''<br />
En daar staat hij. Tevreden in het golvend gras.''


Dodelijke speren van wettig lijngetrek,
''Want de dingen zijn wat ze zijn en nooit zijn geweest.''


het levenloos staal verstenend in ijzige onwerkelijkheid,
''Zoals hij.''
 
deren hem niet langer.
 
 
Want de vleermuis herbergt de zwaan,
 
Het kristal de waterval,
 
De grot is gevuld met zonlicht.
 
 
En daar staat hij. Tevreden in het golvend gras.
 
Want de dingen zijn wat ze zijn en nooit zijn geweest.
 
Zoals hij.

Versie van 5 jun 2025 19:06

Zie daar! Den knaap rennend door het veld.

Vluchtend, sprintend, hijgend. Wat bezield zijn poten te lopen?

Optillend boven het gras dat buigt in de wind van zijn angst.

Het raadseldt mij, den schrijver deez, doch het zal ook u, lezer, weldra meer dan een raadsel zijn wat hier gaande is.


Nee maar, in de bossen ginder roepen de takken hem na, zwaaiend met onraadt en verdraaide onpech'lijkheid.

Hun blaad'ren geel en zwart met tinten bleekselderij.

Dit weegt zwaar in de harten van onbetrokkenen.

Zo stelt den Uil, met zingende zwijgzaamheid en duistere ogen, terwijl de blaad'ren zijn zicht verkleuren.


'Hou je vast,' zei ooit den rups de vlinder na. 'Zodanig gij vliegt, brengt het lot in gevaar!'

Doch de vlinder trok zijn herdersgewaad aan en joeg de schapen voorbij de grens van de wereld.

En de dingen hielden op te zijn zoals ze zijn.

Wat was, is, niet.

De rups weet het.


En almaar rent die knaap, weet-hebbend van de wanorde die triomferend zijn hielen likken.

Geen genoegen neemt hij. De sprint is werkelijk, het doel zeker, de waarheid onbetwist.


O lezer, daar staan ze. De drievoud. De eenheid. Het viertal en, de wortel van 2.

Naakt.

Onversaagd en ongebroken.

Nu is het moment daar.

De strijd om de samenhang.


Huilende wolven met pelzen van roze aluminiumglans.

Smeulende appelvinken met koekjes van adamant.

Sintels in de haard die vergeefs hun relevantie opeisen.

Achterwaarts geflambeerde berkenbastschotels in de morgenzon, oh, wee het leed van de huisbeermakreel!


Nu stamelt de redelijkheid. De splinters van het reële sijpelen door de gracht.

Het creatuur.

Verga gij.

Nee!

Ja.


Ach, den knaap stapt verder.

Den angst, redelijk onredelijk, van de schouders geveegd.

Winden van contingentie bestieren het rijk onder de zon,

Dodelijke speren van wettig lijngetrek,

het levenloos staal verstenend in ijzige onwerkelijkheid,

deren hem niet langer.


Want de vleermuis herbergt de zwaan,

Het kristal de waterval,

De grot is gevuld met zonlicht.


En daar staat hij. Tevreden in het golvend gras.

Want de dingen zijn wat ze zijn en nooit zijn geweest.

Zoals hij.