Onzedelijk Absurdisme: verschil tussen versies

Uit De FNM-wiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
 
Regel 10: Regel 10:


''Het kleurt de dingen; zij zijn van hun ze'lijke sluier ontdaan.''  
''Het kleurt de dingen; zij zijn van hun ze'lijke sluier ontdaan.''  


''Eerst sluipt de kater schuldbewust over de randen van de''  
''Eerst sluipt de kater schuldbewust over de randen van de''  
Regel 20: Regel 22:


''maar daar kruipt de slak slijmerig onder de heg vandaan.''  
''maar daar kruipt de slak slijmerig onder de heg vandaan.''  


''De zolder lekt druppend naar benee.''
''De zolder lekt druppend naar benee.''
Regel 28: Regel 32:


''gulzig het vochtige nat van dampende kamille.''   
''gulzig het vochtige nat van dampende kamille.''   


''De pan kookt. De spaghetti welt.''
''De pan kookt. De spaghetti welt.''
Regel 36: Regel 42:


''van die stevige ijzeren pan.''  
''van die stevige ijzeren pan.''  


''Het is middernacht. Stipt.''
''Het is middernacht. Stipt.''
Regel 45: Regel 53:
''Dan overstemt een vreeslijk geluid als zwarte donder.''  
''Dan overstemt een vreeslijk geluid als zwarte donder.''  


''Het gegil van de schildpad.''  
 
 
''Het gegil van de schildpad.''
 


''En alle dieren sidderen.''
''En alle dieren sidderen.''

Huidige versie van 13 jun 2025 18:12

Ach, het begint. De nadering van dingen niet onzottig.

Achter die zomereik, waar 'k mij onheus veilig acht, bezie'k

het.

Daar, verderop zingt de ontamme huismot het Hooglied, van

Salomo.

Het kleurt de dingen; zij zijn van hun ze'lijke sluier ontdaan.


Eerst sluipt de kater schuldbewust over de randen van de

nacht,

dan hijgt de wolfshond, huiverend in zijn vacht.

Onschuldig lijkt de achtertuin in bleek licht van maan

maar daar kruipt de slak slijmerig onder de heg vandaan.


De zolder lekt druppend naar benee.

In het theekopje. Preuts. Zo beheerst en betamelijk.

Doch daar nadert de onbillijke kikkerknaap die slurpt,

gulzig het vochtige nat van dampende kamille.


De pan kookt. De spaghetti welt.

De slierten borrelen. Het voer versmelt.

Tot een hongerige ziel de oren tast

van die stevige ijzeren pan.


Het is middernacht. Stipt.

Een duister gevoel bekruipt. Mij.

De klokken doorklieven in dissonante bedrijvigheid de luchten.

Dan overstemt een vreeslijk geluid als zwarte donder.


Het gegil van de schildpad.


En alle dieren sidderen.