Onzedelijk Absurdisme: verschil tussen versies

Uit De FNM-wiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 23: Regel 23:




Het klettert naar beneden. Tranen of zweet, neen, hartstocht en verheuging.
Mijn zolder lekt druppend naar benee.  


In het theekopje. Preuts. Zo beheerst en betamelijk.
In het theekopje. Preuts. Zo beheerst en betamelijk.


Doch daar nadert de besmeurde kikkerknaap die slurpt,
Doch daar nadert de onbillijke kikkerknaap die slurpt,


gulzig die vochtige damp van warme kamille.
gulzig de vochtige damp van die warme kamille.




Regel 41: Regel 41:
De slierten borrelen. Het voer versmelt.
De slierten borrelen. Het voer versmelt.


Tot hongerige zielen de oren tasten
Tot een hongerige ziel de oren tast


van die stevige ijzeren pan.
van die stevige ijzeren pan.




Regel 49: Regel 50:




En als de middernacht smartelijk zijn piek bereikt,


De klokken in dissonante bedrijvigheid de luchten doorklieven
Het is middernacht. Stipt. En een duister gevoel bekruipt mij.


Overstemd het gevreesde geluid als zwarte donder.
De klokken doorklieven in dissonante bedrijvigheid de luchten.


Dan overstemd een vreeslijk geluid als zwarte donder.


Het gegil van de schildpad.


Het gegil van de schildpad.


En alle dieren sidderen.
En alle dingen sidderen.

Versie van 5 jun 2025 18:42

Ach, het begint. De nadering van dingen niet onzottig.

Achter die wolk, waar 'k mij onheus veilig acht, bezie'k het.

Daar, verderop klinkt de klank van het Hooglied, Salomo wijs.

Het kleurt de dingen; zij zijn van hun ze'lijke sluier ontdaan.


Eerst sluipt de kater schuldbewust over de randen van de nacht,

dan huivert de wolfshond, hijgend in zijn vacht.

Onschuldig lijkt de achtertuin in het bleke maanlicht

tot reeds de slak ontwaakt, die slijmerig de heg bekruipt.


Nat.


Mijn zolder lekt druppend naar benee.

In het theekopje. Preuts. Zo beheerst en betamelijk.

Doch daar nadert de onbillijke kikkerknaap die slurpt,

gulzig de vochtige damp van die warme kamille.


Heet.


De pan kookt. De spaghetti welt.

De slierten borrelen. Het voer versmelt.

Tot een hongerige ziel de oren tast

van die stevige ijzeren pan.


Hard.


Het is middernacht. Stipt. En een duister gevoel bekruipt mij.

De klokken doorklieven in dissonante bedrijvigheid de luchten.

Dan overstemd een vreeslijk geluid als zwarte donder.

Het gegil van de schildpad.


En alle dingen sidderen.