Onzedelijk Absurdisme: verschil tussen versies

Uit De FNM-wiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Tekst vervangen door "Ach het begint."
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1: Regel 1:
Ach het begint.
Ach, het begint. De nadering van dingen niet onzottig.
 
Achter die wolk, waar 'k mij onheus veilig acht, bezie'k het.
 
Daar, verderop klinkt de klank van het Hooglied, Salomo wijs.
 
Het kleurt de dingen; zij zijn van hun ze'lijke sluier ontdaan.
 
 
Eerst sluipt de kater schuldbewust over de randen van de nacht,
 
dan huivert de wolfshond, hijgend in zijn vacht.
 
Lang moe'k de opwellende verzotting van die lustigen bezien
 
want daar ontwaakt reeds het slakkenkruid, die slijmerig de heg bekruipt.
 
 
Nat.
 
 
Het klettert naar beneden. Tranen of zweet, neen, hartstocht en verheuging.
 
In het theekopje. Preuts. Zo beheerst en betamelijk.
 
Doch daar nadert de besmeurde kikkerknaap die slurpt,
 
gulzig die vochtige damp van warme kamille.
 
 
Heet.
 
 
De pan kookt. De spaghetti welt.
 
De slierten borrelen. Het voer versmelt.
 
Tot hongerige zielen de oren tasten
 
van die stevige ijzeren pan.
 
 
Hard.
 
 
En als de middernacht smartelijk zijn piek bereikt,
 
De klokken in dissonante bedrijvigheid de luchten doorklieven
 
Overstemd het gevreesde geluid als zwarte donder.
 
 
Het gegil van de schildpad.
 
 
En alle dieren sidderen.

Versie van 5 jun 2025 18:19

Ach, het begint. De nadering van dingen niet onzottig.

Achter die wolk, waar 'k mij onheus veilig acht, bezie'k het.

Daar, verderop klinkt de klank van het Hooglied, Salomo wijs.

Het kleurt de dingen; zij zijn van hun ze'lijke sluier ontdaan.


Eerst sluipt de kater schuldbewust over de randen van de nacht,

dan huivert de wolfshond, hijgend in zijn vacht.

Lang moe'k de opwellende verzotting van die lustigen bezien

want daar ontwaakt reeds het slakkenkruid, die slijmerig de heg bekruipt.


Nat.


Het klettert naar beneden. Tranen of zweet, neen, hartstocht en verheuging.

In het theekopje. Preuts. Zo beheerst en betamelijk.

Doch daar nadert de besmeurde kikkerknaap die slurpt,

gulzig die vochtige damp van warme kamille.


Heet.


De pan kookt. De spaghetti welt.

De slierten borrelen. Het voer versmelt.

Tot hongerige zielen de oren tasten

van die stevige ijzeren pan.


Hard.


En als de middernacht smartelijk zijn piek bereikt,

De klokken in dissonante bedrijvigheid de luchten doorklieven

Overstemd het gevreesde geluid als zwarte donder.


Het gegil van de schildpad.


En alle dieren sidderen.