Onzedelijk Absurdisme: verschil tussen versies
Geen bewerkingssamenvatting |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
| (7 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven) | |||
| Regel 1: | Regel 1: | ||
Ach, het begint. De nadering van dingen niet onzottig. | ''Ach, het begint. De nadering van dingen niet onzottig.'' | ||
Achter die zomereik, waar 'k mij onheus veilig acht, bezie'k | ''Achter die zomereik, waar 'k mij onheus veilig acht, bezie'k'' | ||
''het.'' | |||
''Daar, verderop zingt de ontamme huismot het Hooglied, van'' | |||
''Salomo.'' | |||
''Het kleurt de dingen; zij zijn van hun ze'lijke sluier ontdaan.'' | |||
''Eerst sluipt de kater schuldbewust over de randen van de'' | |||
''nacht,'' | |||
''dan hijgt de wolfshond, huiverend in zijn vacht.'' | |||
''Onschuldig lijkt de achtertuin in bleek licht van maan'' | |||
''maar daar kruipt de slak slijmerig onder de heg vandaan.'' | |||
De zolder lekt druppend naar benee. | ''De zolder lekt druppend naar benee.'' | ||
In het theekopje. Preuts. Zo beheerst en betamelijk. | ''In het theekopje. Preuts. Zo beheerst en betamelijk.'' | ||
Doch daar nadert de onbillijke kikkerknaap die slurpt, | ''Doch daar nadert de onbillijke kikkerknaap die slurpt,'' | ||
gulzig | ''gulzig het vochtige nat van dampende kamille.'' | ||
''De pan kookt. De spaghetti welt.'' | |||
''De slierten borrelen. Het voer versmelt.'' | |||
''Tot een hongerige ziel de oren tast'' | |||
''van die stevige ijzeren pan.'' | |||
''Het is middernacht. Stipt.'' | |||
''Een duister gevoel bekruipt. Mij.'' | |||
''De klokken doorklieven in dissonante bedrijvigheid de luchten.'' | |||
''Dan overstemt een vreeslijk geluid als zwarte donder.'' | |||
Het | ''Het gegil van de schildpad.'' | ||
''En alle dieren sidderen.'' | |||
En alle | |||
Huidige versie van 13 jun 2025 18:12
Ach, het begint. De nadering van dingen niet onzottig.
Achter die zomereik, waar 'k mij onheus veilig acht, bezie'k
het.
Daar, verderop zingt de ontamme huismot het Hooglied, van
Salomo.
Het kleurt de dingen; zij zijn van hun ze'lijke sluier ontdaan.
Eerst sluipt de kater schuldbewust over de randen van de
nacht,
dan hijgt de wolfshond, huiverend in zijn vacht.
Onschuldig lijkt de achtertuin in bleek licht van maan
maar daar kruipt de slak slijmerig onder de heg vandaan.
De zolder lekt druppend naar benee.
In het theekopje. Preuts. Zo beheerst en betamelijk.
Doch daar nadert de onbillijke kikkerknaap die slurpt,
gulzig het vochtige nat van dampende kamille.
De pan kookt. De spaghetti welt.
De slierten borrelen. Het voer versmelt.
Tot een hongerige ziel de oren tast
van die stevige ijzeren pan.
Het is middernacht. Stipt.
Een duister gevoel bekruipt. Mij.
De klokken doorklieven in dissonante bedrijvigheid de luchten.
Dan overstemt een vreeslijk geluid als zwarte donder.
Het gegil van de schildpad.
En alle dieren sidderen.