Theodorus: verschil tussen versies

Uit De FNM-wiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Nieuwe pagina aangemaakt met 'Het was nacht. De klok tikte in de collegezaal. Theodorus de universiteitskabouter zat verstopt in het plafond. Langzaam tilde hij een van de tegels op om te zien hoe laat het was. Tien voor twee. Nog even en het bezoek zou arriveren. Theodorus had zijn uiterste best gedaan het Huygensgebouw in keurige staat te ordenen, zodat het hooggeëerde bezoek vannacht een aangenaam verblijf zou zijn gegund. Hij zou om twee uur klaarstaan de deuren te openen. Het was har…'
 
Geen bewerkingssamenvatting
 
(Een tussenliggende versie door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 13: Regel 13:
Darwin was achtergebleven. Hij had het wel te doen met de campuskabouter die verdrietig in een stoel was gaan zitten. "Je moet die wiskundigen niet zo serieus nemen, weet je?" sprak hij de kabouter bemoedigend toe. "Kom, ik help je wel mee zoeken. Dan laten we de boel weer netjes achter en is het alsof er niets gebeurd is." Theodorus voelde zich weer wat gesterkt door deze woorden en kreeg een ingeving. "In de bestuurskamers liggen nog wat waterpistooltjes!" Vrolijk joegen zij in de ondergrondse gangen op de verstopte krijttekens.  
Darwin was achtergebleven. Hij had het wel te doen met de campuskabouter die verdrietig in een stoel was gaan zitten. "Je moet die wiskundigen niet zo serieus nemen, weet je?" sprak hij de kabouter bemoedigend toe. "Kom, ik help je wel mee zoeken. Dan laten we de boel weer netjes achter en is het alsof er niets gebeurd is." Theodorus voelde zich weer wat gesterkt door deze woorden en kreeg een ingeving. "In de bestuurskamers liggen nog wat waterpistooltjes!" Vrolijk joegen zij in de ondergrondse gangen op de verstopte krijttekens.  


In de ochtend, toen de kabouter ging slapen in de sterrenkoepels, kwam hij eindelijk aan zijn verdiende rust toe. Ze waren de krijtdeeltjes helemaal achtervolgd tot in het Erasmusgebouw en hadden nog voor de zekerheid alle verdiepingen afgelopen. Totdat Erasmus zelf naar hen toekwam om ze te verzekeren dat alles in orde was en hen vriendelijk bedankte. Darwin had nog zijn welgemeende excuses aangeboden, maar dat had de kabouter weggewuifd. Weinig dingen waren zo lollig als in de krochten van de uni op jacht te zijn met dat behaarde fossiel, die toch verrassend goed kon richten. Voordat de slaap zich meester maakte van Theodorus, en beneden de draaideuren zich in beweging zetten, fluisterde zijn kabouterstem: "Wat een nacht, wat een nacht."
In de ochtend, toen de kabouter zich naar de sterrenkoepels begaf, kwam hij eindelijk aan zijn verdiende rust toe. Ze waren de krijtdeeltjes helemaal achtervolgd tot in het Erasmusgebouw en hadden nog voor de zekerheid alle verdiepingen afgelopen, totdat Erasmus zelf naar hen toekwam om ze te verzekeren dat alles in orde was en hen vriendelijk bedankte. Darwin had nog zijn welgemeende excuses aangeboden, maar dat had de kabouter weggewuifd. Weinig dingen waren immers zo lollig als in de krochten van de uni op jacht te zijn met dat behaarde fossiel, die toch verrassend goed kon richten. Voordat de slaap zich meester maakte van Theodorus, en beneden de draaideuren zich in beweging zetten, fluisterde zijn kabouterstem: "Wat een nacht, wat een nacht."

Huidige versie van 23 okt 2025 08:53

Het was nacht. De klok tikte in de collegezaal. Theodorus de universiteitskabouter zat verstopt in het plafond. Langzaam tilde hij een van de tegels op om te zien hoe laat het was. Tien voor twee. Nog even en het bezoek zou arriveren. Theodorus had zijn uiterste best gedaan het Huygensgebouw in keurige staat te ordenen, zodat het hooggeëerde bezoek vannacht een aangenaam verblijf zou zijn gegund. Hij zou om twee uur klaarstaan de deuren te openen. Het was hard werken als universiteitskabouter, weinig mensen hadden daar weet van. Zo patrouilleerde Theodorus elke nacht door alle zalen, gangen, kelders en trappenhuizen van de universiteit. Hij kende alle hoekjes, gaatjes en geheime gangen. Nu werd hij verwacht in het Huygensgebouw aanwezig te zijn. Hij keek weer op de klok. Nog vijf minuten. Het werd tijd om naar de ingang te gaan.

Met een soepele zwaai landden zijn kaboutervoetjes op het krijtbord, dat langzaam naar beneden schoof. Hij gleed langs een paal naar beneden en wandelde toen door de deur zoals alleen kabouters dat kunnen. De Slinger van Foucault zwaaide vertrouwd door de aankomsthal. "Nu even geen tijd om lekker te schommelen," dacht Theodorus. Hij liep naar de grote draaideuren. Het was bijna zover. Ja, daar zag hij de schimmige gestalten al aankomen lopen. Met een grote sprong en een slag van zijn vuist drukte Theodorus op de knop die de draaideur activeerde. Daar stapten de eerste figuren op de stenen vloer. Zij zagen Theodorus niet eens tot hij met een hoog stemmetje zei: "Welkom, meneer Huygens, wie vergezellen u vannacht?" "Dag, Theodorus," antwoordde de man met zijn zwierige pruik. "Vannacht treden met mij de heer Bohr, mijnheer Newton en goede vriend Leonhard. Ik neem aan dat wij het krijtbord van 307 mogen gebruiken?" "Uiteraard, mijn waarde heer Huygens," sprak de kabouter beleefd. "Die ruimte is speciaal voor u in gelegenheid gebracht." Plots kwamen er twee verstrooide oude mannen aanwandelen en schenen zich niet bewust te zijn van de gesprekken, maar staarden in het holst van de nachtelijke hemel. "Och, warempel, dat is waar," sprak de heer Huygens. "Dit zijn Linneaus en Darwin. We kwamen ze tegen terwijl ze op uilen zaten te jagen. Ze vroegen of ze mee naar binnen mochten. Dat is toch geen bezwaar?" Theodorus liet zijn blik gaan over de witbehaarde mannen met vreemde kapsels. Zeker die Darwin had nog nooit in zijn leven een kapper gezien. "Nee hoor, dat is geen probleem," antwoordde hij. "Jullie mogen overal komen, ik heb het alarm uitgeschakeld, maar zorg ervoor dat jullie alle borden weer precies zo achterlaten en de deuren dichthouden, dankuwel." Daarop liepen de oude mannen gretig het gebouw binnen en lieten de kabouter achter bij de ingang.

Nu had Theodorus zowaar even tijd voor zichzelf en deze kans zou hij niet onbenut laten. Hij liep door de gangen en inspecteerde de lokalen. Ja, dat lokaal had nog wat vreemde kriebels op het bord staan! Hij sloop door de deur die hij zachtjes achter zich dichtdeed en stilletjes bewonderde hij het krijtbord. Met twinkelende kabouteroogjes volgde hij de symbolen en figuren die het witte krijt hadden achtergelaten. Zijn vinger gleed voorzichtig over x'jes en y'tjes, haakjes en puntjes, assenstelsels en vectorruimten. Hij lachte over de vreemde manier waarop de mensen zich hier uitdrukten. Toen gebeurde er iets wonderlijks. In de knokige vingers van Theodorus begon een magie te tintelen. Een magie die wij reeds lange tijd vergeten zijn. Plots begonnen de symbolen op het krijtbord een spoor van leven te vertonen. Langzaam maar zeker, streepje voor streepje, maakten de krijtsymbolen zich los van het bord en zweefden het driedimensionale klaslokaal in. Toen pakte Theodorus zijn dirigentstokje en initieerde een ritmische dans waarop alle symbolen zich naar vele mogelijke en onmogelijke posities verplaatsten. Theodorus lachte hard en gniffelde in zijn kaboutervuistje. Hij liet de Schrödingervergelijkingen zingen en de relativistische gamma matrices trommelen. Een koor van krijt zong een meerstemmig lied van de sterrenmuziek. Ach, als de mensen daar toch eens naar konden luisteren.

Plots klonk er in de gang een belachelijk harde knal en gerinkel. "Wel verdraaid!" bromde kabouter Theodorus onthutst. "Blijf waar jullie zijn!" riep hij tegen de vergelijkingen die afwachtend voor zijn neus hingen. Toen rende hij de deur uit, verontwaardigd over het belachelijke geluid. Maar o, o, o, Theodorus was vergeten de deur achter zich dicht te doen. Toen hij de gang in liep keek hij naar de glazen kast waar de opgezette dieren instonden. Deze lag voor de helft in diggelen en de deur was eruit gevallen. Linneaus en Darwin stonden onthutst in het midden van scherven, bovendien hield Darwin een onthoofde Wulp in zijn hand waar uilenvleugels op bevestigd zaten. "Excuses, mijnheer kabouter," sprak hij. "Dat deurtje zat toch minder stevig bevestigd dan ik dacht." Theodorus werd woest toen hij zag wat die aap van een man wel niet aan schade had aangericht. "Hoe durven jullie deze eigendommen zo te schaden! Een wulp is geen uil en deze kast moet dicht blijven!" Met de magie die hem nog restte verzamelde hij elk korreltje, scherfje van het scherpe, glinsterende glas en zette ze weer in de kast. Nog geen schrammetje was nog zichtbaar. Ook de vogels stonden weer keurig in de kast.

Theodorus hijgde nog na en wou de mannen duidelijk maken dat ze maar beter een andere universiteit konden lastigvallen, toen Darwin plots angstig de gang in wees. Theodorus keek onthutst achterom en tot zijn schrik zag hij een integraalberekening over de trapleuning glijden. Niet veel later marcheerde er een formatie aan x'en over het marmoleum en een daarvan stond op het punt een sleutelgat te ontgrendelen. Toen drong het bij de kabouter door wat er was gebeurd. "Bij de muts van Merlijn! Ik moet de deur hebben opengelaten!" In paniek wendde hij zich tot de heren die nog steeds verdwaasd naar het tafereel keken. "Help mij, grijskoppen. Haal natte doeken. We moeten dit krijt vernietigen voordat ze andere plekken in de war schoppen!"

De x was net een lokaal binnengeglipt toen Theodorus er in paniek naartoe rende. Het was voor de arme Theodorus wel erg verdrietig dat dit net het lokaal was waar Huygens samen met Bohr, Newton en Euleur in uiterste concentratie zat te werken. Zij schrokken natuurlijk toen de kabouter kreunend in de deur stond, maar zij waren al helemaal van hun apropos toen ze de krijtsymbolen door de lucht zagen zweven. "Wel heb ik ooit!" riep Newton uit. "Ik begin zowaar aan mijn zwaartekrachtstheorie te twijfelen." Toen de zwevende symbolen de aantekeningen van de hooggeëerde heren op het krijtbord zagen, wilden zij deze pasgeboren vrienden graag vergezellen. Je kunt je voorstellen dat de wetenschappers daar niet al te blij mee waren. Met een stoffer en een spons gingen ze indringers te lijf om hun werk te beschermen. Het was een wild spektakel, een degenstrijd waar deze intelligente heren het zweet van hun voorhoofden veegden. Eenmaal kreeg Euler bijna een hartverzakking toen Newton met zijn spons in de buurt van de isomorfiestelling kwam. Gelukkig waren deze heren ook in de strijd bekwaam en staarden ze tevreden naar de zwijgende tekens op het bord, controlerend of alles nog in orde was. Terwijl de stofwolken zakten en de rust bijna was wedergekeerd, stormde Darwin heldhaftig de zaal binnen met een doordrenkte zeem. Voor iemand hem ook maar kon tegenhouden had hij in wilde streken het hele bord uitgewist. "Nee!" riepen de heren uit. "Jij uilskuiken!" zei Euler die waarschijnlijk nooit meer medisch bij zou komen van deze gebeurtenis. "We waren zo dichtbij het uitwerken van de algemene geometrische equivalentiestellingen van Dirac..." "Waar hebben jullie het in godsnaam over?" zei Darwin die toch wat meer op dankbaarheid gehoopt had na zijn reddende actie. "In ieder geval, Theodorus, ik zag nog enkele van uw vliegende krijtcreaties de lift pakken. Ik vrees dat ze naar andere campuslocaties zijn gegaan." Huygens keek boos naar Theodorus en zei: "Nou, u schijnt de zaken hier niet zo strak op orde te hebben, wel? Ik denk dat ik maar weer eens opstap. Wie heeft er zin in pizza?" Daarop juichten de wetenschappers en volgden Huygens naar De Professor die blijkbaar nog open was.

Darwin was achtergebleven. Hij had het wel te doen met de campuskabouter die verdrietig in een stoel was gaan zitten. "Je moet die wiskundigen niet zo serieus nemen, weet je?" sprak hij de kabouter bemoedigend toe. "Kom, ik help je wel mee zoeken. Dan laten we de boel weer netjes achter en is het alsof er niets gebeurd is." Theodorus voelde zich weer wat gesterkt door deze woorden en kreeg een ingeving. "In de bestuurskamers liggen nog wat waterpistooltjes!" Vrolijk joegen zij in de ondergrondse gangen op de verstopte krijttekens.

In de ochtend, toen de kabouter zich naar de sterrenkoepels begaf, kwam hij eindelijk aan zijn verdiende rust toe. Ze waren de krijtdeeltjes helemaal achtervolgd tot in het Erasmusgebouw en hadden nog voor de zekerheid alle verdiepingen afgelopen, totdat Erasmus zelf naar hen toekwam om ze te verzekeren dat alles in orde was en hen vriendelijk bedankte. Darwin had nog zijn welgemeende excuses aangeboden, maar dat had de kabouter weggewuifd. Weinig dingen waren immers zo lollig als in de krochten van de uni op jacht te zijn met dat behaarde fossiel, die toch verrassend goed kon richten. Voordat de slaap zich meester maakte van Theodorus, en beneden de draaideuren zich in beweging zetten, fluisterde zijn kabouterstem: "Wat een nacht, wat een nacht."